dinsdag 23 februari 2016

Mannengriep

‘Wie krijgt er nou de griep? En ik bedoel niet die ontzettende verkoudheid waar je ontzettend naar van kan zijn en beroerd, maar griep met koude rillingen, koorts en 7 dagen bibberend in bed?’ Bram en ik kijken naar het journaal en we zien een kaart van Nederland met de gebieden waar momenteel de griep heerst. Ik ben zelf al twee weken snotverkouden, maar hoe vermoeiend dat ook is, ik zou me er geen dag ziek om melden. Maar echt de griep, dat hebben we hier nog nooit meegemaakt. 

Als ik wakker word hoor ik een hijgende ademhaling van Bram. Zijn kant van het bed is zeiknat en zijn gezicht is wit met roodomrande ogen. ‘Ik heb het zo koud.’ zegt hij met een schorre stem. Ik breng een slaapzak en kussen naar beneden en verschoon het bed. Dan laat ik hem achter met paracetamol en een kop thee om naar mijn werk te gaan. 

De dagen erna loopt zijn koorts alleen maar op. Terwijl ik wassen draai, kinderen naar school, vriendjes en clubjes heen en weer breng, boodschappen doe, kook en ook nog drie keer in moet vallen voor de klas probeer ik Bram de nodige aandacht te geven. Tijd om dit te vergeten is er niet, want iedere vrije seconde wordt met een kreun of flinke hoest mijn aandacht opgeëist.

Wat is dat toch met mannen die ziek zijn? Waarom vragen ze zoveel aandacht bij het eerste het beste kriebeltje in de keel? Daar waar vrouwen hoestend en proestend nog alle ballen hoog houden, geven mannen het op. Ik vraag aan mijn vriendin Marjolein of ik me als enige een beetje erger aan een zieke man. ‘Oh nee hoor,’ roept ze meteen: ’zo vervelend die zieke mannen! Het irriteert me enorm als mijn man ziek is. Ik kan eigenlijk niet eens echt medelijden met hem hebben door dat aanstellerige gedoe.’ Maar ze stellen zich helemaal niet aan zo blijkt uit onderzoek. Mannen hebben meer  temperatuurreceptoren in hun hersens en zijn daardoor vatbaarder voor griep dan vrouwen, en hebben er ook echt meer last van. Hebben wij weer. 


Er was geen ontkomen aan; vijf nachten na het begin van de griep kruip er een snikheet meisje in mijn bed. Ook Marcus wordt wakker met koorts en Laurens komt rillerig en hoesterig uit school. Ik gooi nog wat dekens op de bank en spring in de auto richting Albert Heijn. Ik kom terug met 4 kilo perssinaasappelen, drie soorten hoestdrank, drop en Strepsills. Terwijl ik druk sap sta te maken schuifelt Bram kuchend naar de keuken. Hij kijkt verbaasd als hij de berg sinaasappelschillen ziet liggen en de verschillende soorten hoestdrank. ‘Een zieke man is tot daar aan toe, maar kom niet aan mijn kinderen.’ mompel ik. Ik vul 3 flinke glazen verse sap en schenk een restje voor Bram in. Dankbaar loopt hij ermee terug naar de bank. Ik plof in een stoel. Dit wordt nog een lange week. 

dinsdag 16 februari 2016

Blauw duimpje


‘Mam, mag ik een YouTube kanaal? Ik wil een vlog opnemen.’ Marcus kijkt me verwachtingsvol aan met z’n mooie, bruine ogen. ‘Een vlog? Is dat niet zo’n bruine streep in je onderbroek?’ Ik moet hard lachen om mijn eigen grap. Marcus zucht en kijkt me aan alsof ik niet van deze tijd ben. ‘Mag het nou of niet?’ vraagt hij mijn grap negerend. ‘Vraag het maar aan papa.’ antwoord ik veilig. 


Een YouTube kanaal, hij is pas 8! Er ligt een hele mooie Legotrein boven in de doos, kan hij die niet eens gaan neerleggen? Of dat Playmobil ridderkasteel, daar wordt ook nooit mee gespeeld. Hoewel ik mezelf enorm hip en ruimdenkend vind loop ik hopeloos achter. Mijn kinderen spelen Minecraft online, downloaden spellen uit de Appstore alsof het de normaalste zaak van de wereld is, en nu moet er dus een YouTube kanaal komen. Ik moet denken aan het Nintendo computerspelletje dat ik voor mijn verjaardag  had gekregen. Ik moest een kikker de rivier over laten steken door op boomstammen te springen. Dagen was ik bezig om een zo snel mogelijke tijd neer te zetten. 

‘Hallo mensen, leuk dat jullie kijken. Doe alvast een blauw duimpje omhoog.’ klinkt er vanaf de gang. Tegen wie praat Marcus, is er visite? Ik loop de gang op en zie mijn zoon tegen zijn omgedraaide telefoon praten ‘Wat doe je?’ ‘Mahaaam, nu moet ik opnieuw beginnen, je praat er doorheen!’ Verschrikt loop ik naar de kamer en kijk Bram aan. ‘Hij neemt een vlog op.’ legt Bram uit: ‘We hebben afspraken gemaakt. Geen adressen, telefoonnummers en andere persoonlijke dingen. En geen rare woorden.’ 

Tijd om me te gaan verdiepen in de wereld van YouTube. Ik kijk een filmpje van Milan Knol, en daarna van Enzo Knol. Deze jongens hebben bijna 500.000 abonnees, en zijn rijk geworden met het maken van vlogs. Helaas heb ik niet het geduld de filmpjes af te kijken, maar ik kijk nu anders tegen het vloggen aan. 

Marcus is klaar met zijn eerste vlog en vraagt of ik abonnee wil worden. Natuurlijk doe ik dat en vol verwachting open ik het filmpje. Ik ben verbaasd over het gemak waarmee hij praat, opneemt en beweegt. En ik ben trots. Dit filmpje kost me geen enkele moeite om uit te kijken en ik kan niet wachten op het volgende. 

Bijna dagelijks wordt er nu gevlogd over, ja waarover eigenlijk? Meestal over niets, maar dat is juist de bedoeling heeft Marcus mij uitgelegd. ‘Misschien is het leuk om een vlog van de Legotrein die in het ridderkasteel rijdt te maken?’ probeer ik. Weer die blik. ‘Maar weet je wat mam, als we naar de film gaan vanmiddag, mag jij in mijn vlog.’ Dat doen we. 


Dit werd natuurlijk het beste filmpje tot nu toe, dus beste mensen, doe vast een blauw duimpje omhoog want hier volgt de vlog met een glanzende bijrol voor mij! 


dinsdag 2 februari 2016

Goed doen

De kinderen liggen eindelijk op bed, de keuken is opgeruimd en zit in het hoekje van de bank met een kop thee en reep chocola. Harvey wil net aan Jessica vertellen dat hij zijn naam op de deur wilt als er iemand aan mijn deur staat. ik schrik op van de bel, zet  Suits op pauze en klauter zuchtend de bank af. Vast een enquêteur, bedenk ik me en neem me voor zo snel mogelijk te bedanken voor zijn aanbod. Deze keer geef ik geen geld. Ik kan niet al het leed van de wereld op me nemen. Als ik de voordeur een stukje open kijk ik in het gezicht 
van een frisse jongeman, type Mike Ross. Open blik, verwaaide haren en een enthousiaste openingszin: ‘Dag mevrouw, ik ben Matthijs.’ Hij steekt zijn hand uit en automatisch pak ik deze vast. ‘Wat fijn dat u open doet.’ vervolgt hij vrolijk terwijl we elkaars handen nog steeds vast houden. ‘Ik hoor al van meerdere buren in uw straat dat er veel mensen langs de deur komen en dat is vast heel vervelend, maar ik zal het kort houden hoor!’

Ik trek mijn hand terug, vind het eigenlijk nu al te lang en wens me een Donna voor het tuinhekje. Maar het is wel zo beleeft even te blijven luisteren naar hem. Hij doet immers ook zijn best om door weer en wind langs te komen. ‘Heeft u wel eens gehoord van vrouwenbesnijdenis?’ De open blik van zojuist verandert en droevige ogen kijken me nu vragend aan. Hij heeft me. Ik zet de deur wat verder open. 

Toen ik nog studeerde werkte ik als telefonisch enquêteur bij een van de grootste onderzoeksbureau’s van Nederland. Ik mocht mensen bellen met de vraag naar hun politieke voorkeur, of ze blij waren met de faciliteiten in hun gemeente of welke huisdieren ze hadden. De meeste mensen wilden niet mee werken, of gaven aan alleen deze keer mee te doen. We kregen training in trucjes om mensen om te halen, waar ik binnen de kortste keren zeer gewiekst in was. Stiekem had ik medelijden met ze, want ik wist dat als ze toegaven dat ze een kat hadden, hun telefoonnummer automatisch in tien andere vragenlijsten terecht kwam. 

Voordeel van mijn werk was dat ik zelf nooit door dit bureau gebeld werd. Als ik door een ander bureau gebeld werd zag ik dat aan het telefoonnummer en nam ik niet op. Sinds het bel-me-niet register is het telefonisch enquêteren veranderd in enquêteurs langs de deur en is trek je de deur open voordat je het weet.


Tien minuten later loop ik met een geel briefje in mijn hand weer naar binnen, nadat ik Matthijs heb uitgezwaaid. Op het briefje staan mijn gegevens en handtekening voor een automatische machtiging. Ik trek het laatje van de kast op en leg het briefje op een stapel andere gele briefjes. Ik trap er iedere keer in. Mijn thee is ondertussen koud geworden maar ik nestel me weer op de bank met een warm gevoel.