donderdag 7 juli 2016

Poep op de stoep

Van mij hoeft het niet, ik heb liever minder verantwoordelijkheden dan meer.’ Bram slaat zijn krant weer open en wat hem betreft is het onderwerp afgerond. ‘De kinderen vinden het ook zo leuk’, probeer ik nog. Dan legt Bram zijn krant weg en kijkt me aan. ‘Natuurlijk vinden ze dat leuk, maar alle kinderen vinden puppy’s leuk. Zo’n beest wordt met een beetje geluk 15 jaar.’ Triomfantelijk kijkt hij me aan, hij denkt dat hij heeft gewonnen. Ik doe mijn mond open voor de tegenaanval maar voor ik wat kan zeggen volgt de genadeklap: ‘Ik ga dus ook echt niet met zo’n poepzakje op straat lopen.’

Toen ik negen werd kreeg ik een hond voor mijn verjaardag. Een zwart bastaardhondje die ik Pasja noemde. Een raar cadeau want een kind kan natuurlijk geen hond opvoeden. Mijn ouders bleken daar ook niet al te best in, dus een droomhondje werd hij allerminst. Maar hij poepte wel keurig in de bosjes, nooit op straat of op het gras. En dat hoefden we nooit op te ruimen in die tijd. Poepzakjes bestonden nog niet. Dat je geregeld in drol stapte tijdens ‘stand in de mand’ met je buurtvriendjes was wel een groot nadeel. 

‘Mijn man wilde ook echt geen hond, en die wilde hij ook zeker niet nog ’s avonds laat uitlaten, maar je raadt al wie er nu door weer en wind om 11 uur nog uitgaat.’ ‘Gewoon doen hoor, geen enkele man wil een hond, die van mij zag het ook niet zitten maar kan nu niet meer zonder.’ De een na de andere vriendin met hond veegt mijn bezwaar dat je toch met het hele gezin voor zo’n hond moet kiezen van tafel. Ik voel me gesterkt, en daarnaast ben ik toch al degene die voor de hele dierentuin thuis zorgt. 

Niet veel later heb ik een labradornestje gevonden en app Bram wat foto’s. ‘Lief hoor’, appt hij terug en met deze kleine opening maak ik snel een afspraak met de fokker. Een week later kan ik terecht. ‘Ik doe het toch!’ jubel ik die avond onder het eten en laat enthousiast alle foto’s zien die ik die middag heb gemaakt. De kinderen juichen en rennen van tafel om mee te kijken ‘Kijk, deze bruine wordt het en ze gaat Marley heten.’ Dan valt het stil en vier paar ogen kijken me verbaasd aan. ‘Marley!?’ roepen ze in koor. ‘Echt niet, wat stom.’ ‘Maar het wordt toch mijn hond?’ stamel ik. Mopperend gaan de kinderen weer zitten en eten verder maar Bram gaat nog even door: ‘Marley is inderdaad heel stom, wat dacht je van Pip, of Saar?’ ‘Waarom ga jij je ermee bemoeien, jij wilt niet eens een hond!’ ‘Maar als we dan toch een hond krijgen wil ik wel dat ze een leuke naam krijgt.’ 


Vijf weken en 2000 namen later waarin de kinderen niet verder komen dan Dylan Haegens zijn we er uit en ga ik Dauphine ophalen. De leukste pup uit het nest die ’s avonds tevreden bij Bram op schoot ligt terwijl ik de woonkamer dweil die na één middag al naar pis ruikt. De dagen erna sta ik als een imbeciel buiten te dansen en jubelen wanneer ze een plas doet en ruim zonder mopperen de ongelukjes in huis op. Lichtelijk uitgeput hang ik na vier dagen op de bank. ‘Zal ik haar even uitlaten?’ vraagt Bram terwijl hij een kop thee voor me neerzet. Niet veel later komen ze weer binnen en bungelt er een zakje voor mijn neus. ‘Even for the record’, zegt hij terwijl hij naar de prullenbak loopt. Tevreden neem ik een slok van mijn thee. 

4 opmerkingen: